-
1 parade
n. parade, (uiterlijk) vertoon, show--------v. houden van een parade; houden van een demonstratie; demonstrerenparade1[ pəreed] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 parade ⇒ (uiterlijk) vertoon, show♦voorbeelden:1 make a parade of • paraderen/pronken met————————parade21 paraderen ⇒ een optocht houden, defileren2 paraderen ⇒ pronken, pralen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 (opzichtig) heen en weer lopen in/op ⇒ rondparaderen in/op -
2 process
n. werking (ook in computers), (produktie) methode; vooruitgang; een proces (in de rechtbank); (in computers) procedure--------v. bewerken, verwerkenprocess1[ prooses] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 (serie) verrichting(en) ⇒ handelwijze, werkwijze♦voorbeelden:in the process • en passantenjoy yourself and win a prize in the process • vermaak u en win een prijs op de koop toein (the) process of • doende/bezig met————————process2————————process3
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский